Epilepsie

Epilepsie

Epilepsie

Epilepsie is een aandoening in de hersenen waarbij iemand aanvallen krijgt. Deze aanvallen worden veroorzaakt door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen. Bij een epileptische aanval worden een aantal hersencellen overactief en gaan veel meer elektrische impulsen afgeven dan normaal. Je zou dit proces kunnen vergelijken met onweer in de hersenen. Een epileptische aanval duurt meestal maar kort.

De ernst en de plaats van de verstoring in de hersenen hangen samen met hoe een epileptische aanval er uit ziet en grotendeels ook hoe iemand herstelt na een aanval. Zo kan iemand een licht verminderd bewustzijn hebben en automatische handelingen vertonen, zoals binnensmonds mompelen of handen wrijven, terwijl iemand anders bewusteloos  op de grond kan vallen en gaan schokken met zijn of haar armen en benen. Veelvoor­komende klachten na een aanval zijn onder andere vermoeidheid, hoofdpijn, spierpijn en een tijdelijk verminderde arm- of beenfunctie.

Kenmerken en uitingsvormen

De plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkel­overdracht in de hersenen die bij epilepsie komt kijken is aan de buitenkant uiteraard niet te zien. Dat wat we waarnemen aan de buitenkant, is de aanval zelf, soms ook wel een insult genoemd. Er bestaan verschillende soorten epileptische aanvallen, die in sommige gevallen ook naast elkaar voor kunnen komen.

  1. De eerste vorm van een epileptische aanval is de partiële aanval. Bij een dergelijke aanval is een beperkt deel van de hersenen betrokken. Afhankelijk van de plek waar de elektrische verstoring plaatsvindt, verschillen de uitingsvormen. Bovendien kan een onderscheid gemaakt worden tussen  een eenvoudige of een complexe partiële aanval; ook dit bepaalt de uitingsvorm.
    • Bij een eenvoudige partiële aanval verliest iemand zijn of haar bewustzijn niet. De persoon in kwestie is zich bewust dat hij/zij een aanval heeft en kan, tijdens een aanval, beschrijven wat hij/zij beleeft. Een voorbeeld van een uitingsvorm is het plotseling bewegen van een lichaamsdeel, zoals een duim.
    • Bij een complexe partiële aanval verliest iemand zijn of haar bewustzijn wel (gedeeltelijk). De aanval begint meestal doordat de persoon in kwestie een voorgevoel heeft of een aura waarneemt. Tijdens de epileptische aanval laat de persoon vaak meerdere doelloze gedragingen zien, zoals wriemelen, kauw- en smakbewegingen en het plukken aan kleding.  Meestal kijkt de persoon starend voor zich uit en na afloop van de aanval is er vaak een korte periode van desoriëntatie (verwardheid).
  2. De tweede vorm van een epileptische aanval is de gegeneraliseerde aanval. Hierbij vindt de aanval plaats binnen het gehele brein. De persoon in kwestie is niet bij bewustzijn. Bij een gegeneraliseerde aanval kunnen er absences optreden. Dit zijn korte momenten van afwezigheid (vaak enkele seconden tot maximaal een halve minuut). Deze absences kunnen tientallen keren per dag optreden. Het bewustzijnsverlies begint en eindigt plots, vaak zonder dat anderen er iets van merken. Het gevolg van regelmatige absences kan zijn dat iemand niet alle informatie uit een les meekrijgt. Immers, als iemand frequent een paar momenten mist uit de les, is het moeilijk om de les te blijven volgen.
  3. De derde en tevens laatste vorm van een epileptische aanval is de tonisch-clonische aanval. Dit zijn aanvallen waarbij iemand plotseling buiten bewustzijn raakt, stijf wordt (tonisch) en gaat schokken (clonisch). De persoon in kwestie is in dat geval de controle over zijn of haar lichaam helemaal kwijt. Na afloop is de persoon vaak duf en moe van de aanval

Met name in de klassensituatie hebben onderwijsprofessionals de mogelijkheid om signalen en kenmerken op te merken die, wanneer zij vaker voorkomen, kunnen wijzen op epilepsie. Ook al verschillen klachten per persoon (en per soort epileptische aanval), enkele veel voorkomende kenmerken zijn::

  • Aandachtsproblemen.
  • Moeite met het opnemen van informatie.
  • Onregelmatigheden in handschrift.
  • Presteren beneden de verwachtingen.
  • Stagnatie van het leerproces.
  • Traagheid in denken en/of reageren.

Leerlingen met epilepsie komen op alle scholen voor, van scholen binnen het regulier onderwijs tot een mytylschool of een school voor langdurig zieke kinderen. Deze leerlingen worden meestal begeleid door een multidisciplinair team vanuit een revalidatiecentrum of door onderwijs- en epilepsiespecialisten van Lande­lijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE). Zij bieden ondersteuning om te zorgen dat de noodzakelijke randvoorwaarden voor het naar school kunnen gaan gerealiseerd worden.

Sommige kinderen zullen tijdens hun schoolloopbaan specifieke operaties, medicatie en behandelingen nodig hebben. Dit kan leiden tot schoolverzuim en extra onderwijsachterstand. Ook in deze gevallen is het belangrijk om aandacht te hebben voor de individuele leerling en om te kijken naar oplossingen op maat.

Gevolgen voor schoolvaardigheden

Op het moment dat een leerling veel epileptische aanvallen heeft, maar ook de medicatie die sommige leerlingen gebruiken om epileptische aanvallen te voorkomen, kunnen schoolprestaties wisselend zijn, en op de langere termijn minder goed dan verwacht. Dat komt onder andere doordat de leerling de lesstof minder snel verwerkt. Aandacht en werktempo kunnen daarnaast sterk wisselen. Ook kan het geheugen de leerling plots in de steek laten, waardoor hij eerder verworven stof niet meer beheerst. Dit levert frustratie op, wat er voor zorgt dat epilepsie ook invloed heeft op gedrag. De leerling kan rusteloos en ongeduldig worden, maar ook gedragsproblemen zijn veel voorkomend, waarbij in sommige gevallen sprake kan zijn van agressie.

Tips voor de begeleiding

Allereerst is het goed om je te realiseren dat epilepsie veel voorkomt. Ongeveer 1 op de 150 leerlingen heeft epilepsie. Met passende ondersteuning kunnen deze leerlingen het onderwijs goed doorlopen. Maar wat kunt u doen om op school zo goed mogelijk rekening te houden met de epilepsie? Hieronder staan een aantal aandachtspunten. Het is daarbij belangrijk om op te merken dat niet alle aandachtspunten van toepassing zijn, of geschikt zijn, voor alle leerlingen en/of alle situaties. Niet alle aandachtspunten en niet alle gedragingen hoeven dus van toepassing te zijn.

  • Als een leerling een aanval in de klas heeft, is dat een nare ervaring. Een empathische, meelevende houding van de leerkracht is in dat geval belangrijk.
  • Leerlingen met epilepsie zijn soms stil en teruggetrokken en hebben niet altijd veel vriendjes. Als leerkracht is het daarom belangrijk om de leerling, waar mogelijk, bij activiteiten in de klas te betrekken.
  • Ook als kinderen met epilepsie medicatie gebruiken kunnen zij aanvallen krijgen. Het is voor die gevallen belangrijk dat de leerkracht samen met ouders een protocol opstelt over hoe om te gaan met epileptische aanvallen op school en eventuele (nood)medicatie. Het bespreekbaar maken van de epilepsie is daarbij essentieel, zodat de klas (en dus ook de medeleerlingen) op een zo goed mogelijke manier met de aanvallen om weten te gaan. Ook is tijdens bijvoorbeeld buitenspel, sport en zwemmen toezicht van belang. Stem dit in overleg met ouders en de arts/begeleider goed af en neem dit op in het protocol.
  • Epileptische aanvallen zijn lang niet altijd zichtbaar. Als een leerling het antwoord op een vraag niet weet, of voor zich uit staart tijdens een les, kan dat een gevolg zijn van eenvoudige partiële epileptische aanvallen. Een epileptische aanval, ook al is die niet altijd zichtbaar, betekent veelal dat de informatieverwerking verstoord is. Wees je daar als onderwijsprofessional van bewust.
  • Na een epileptische aanval zijn leerlingen veelal moe. Als de leerling ’s nachts aanvallen heeft gehad, kan dit overdag uiteraard ook tot vermoeidheid leiden. Houd hier rekening mee bij geplande activiteiten.
  • Epileptische aanvallen en medicatie kunnen van invloed zijn op het leren en het gedrag. Het beperken van de hoeveelheid leerstof, herhaling van de leerstof/instructie en het geven van meer tijd om opdrachten uit te voeren, kan helpen. Daarnaast is het aan te bevelen om regelmatig bij de leerling te checken of hij/zij de opdracht begrepen heeft, bijvoorbeeld door de leerling de opdracht mondeling te laten uitleggen.
  • Leerlingen met epilepsie zijn soms minder snel dan de andere leerlingen in de klas. Help hen bij het organiseren van wat ze moeten doen; een gestructureerde leeromgeving is hierbij van belang.

Organisaties

  • Stichting Epilepsie Instellingen Nederland 
    Kennis- en expertisecentrum voor mensen met epilepsie en verwante aandoeningen. www.sein.nl 
  • Kempenhaeghe 
    Expertisecentrum voor epileptologie, slaapgeneeskunde en neurocognitie.
    www.kempenhaeghe.nl

Speciale scholen en diensten

Ambulante diensten voor kinderen met epilepsie

Publicaties

  • Epilepsie. Basisboek.  B.Gunning & F.Leijten (2015), Diagnosis Uitgevers, Leusden.
  • Epilepsie. Een tijdelijke storing in het functioneren van de hersenen. M.Engelsman (2003), Inmerc, Utrecht.
  • Kind en epilepsie. K.J. Oostrom, A. Jennekens-Schinkel & H. van Teeseling (2002), Boom, Amsterdam.
  • Epilepsie. C. Llewellyn (2001), Ars Scribendi, Etten-Leur.

Websites

Bryan

“Ik heb het geluk dat ik een epileptische aanval voel aankomen. Ik krijg dan een bittere smaak in mijn mond en ruik een vreemde, branderige geur. Na enkele minuten krijg ik hoofdpijn en word ik duizelig. Ik weet in dat geval dat ik snel in een bed moet gaan liggen om mezelf geen pijn te doen. Van mijn leraar, Tijs, mag ik altijd naar het bed gaan als ik daar om vraag. Dat vind ik heel goed van hem, want ik heb wel eens anders meegemaakt.” 

Sandra

“Ik heb heel veel absences op een dag. Ook al lijkt het soms dat ik dan naar het bord kijk, regelmatig staar ik alleen maar vooruit waardoor ik de instructie niet mee krijg. Het is belangrijk dat een leraar daar oog voor heeft en bereid is om de instructie nog een keer te vertellen, desnoods op een andere manier.” 
 

Lisanne

“Al mijn klasgenoten weten dat ik epilepsie heb. Gelukkig maar, want dan schrikken zij niet elke keer als ik een aanval heb. Een paar keer per week heb ik een zware aanval. De school gaat daar heel goed mee om, dat is ook belangrijk, want anders zou ik niet op deze school kunnen blijven.”