Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH)

Niet Aangeboren Hersenletsel

Niet Aangeboren Hersenletsel

Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) is een verzamelnaam voor alle letsels aan de hersenen die ontstaan zijn na de geboorte.

(Dit in tegenstelling tot aangeboren hersenletsel, of cerebrale parese (CP). Over CP is een aparte kenniskaart beschikbaar). Bijvoorbeeld een hersenkneuzing (als gevolg van een verkeersongeluk), een hersentumor, een ontsteking in of bij de hersenen en stoornissen in de bloedvoorziening van de hersenen (herseninfarct, hersenbloeding). Meestal ontstaat er dus vrij plotseling een afwijking bij iemand die verder een normale ontwikkeling heeft doorgemaakt. Dit wordt een onomkeerbare breuk in de levenslijn genoemd.

Bij kinderen/jongeren komt een traumatische oorzaak van het hersenletsel, zoals verkeersongeval, een val, ongeluk in speeltuin of bij het sporten, vaker voor dan een niet-traumatische oorzaak, zoals infectie, hersenbloeding of zuurstofgebrek.

NAH is bij kinderen/jongeren de belangrijkste oorzaak voor blijvende cognitieve en gedragsmatige beperkingen, sociale problemen en een veranderde kwaliteit van leven. Deze gevolgen kunnen zich thuis en op school en in het dagelijkse maatschappelijke verkeer uiten, maar worden lang niet altijd onderkend en kunnen lange tijd voortduren. Een kind/jongere met NAH raakt daardoor aangewezen op (gespecialiseerde) hulpverlening.

 

Kenmerken

Door de ingewikkelde bouw van de hersenen is eigenlijk niet te voorspellen welke functies wegvallen of verminderen bij NAH. De klachten bij NAH verschillen van individu tot individu. Dat heeft alles te maken met de plaats van de beschadigingen in de hersenen en de ernst van die beschadigingen. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre een leerling met NAH herstel laat zien en op welke ontwikkelingsgebieden dit plaatsvindt. Sommige gevolgen kunnen op meerdere aspecten van de ontwikkeling impact hebben. Denk daarbij aan de:

  • Cognitieve ontwikkeling:
    geheugenstoornissen, problemen met ruimtelijk denken, moeite met taakgerichtheid en informatieverwerking. Bij problemen wat betreft het abstract denken ontstaat moeite met conclusies trekken uit eerdere ervaringen, moeite met subtiele aspecten van taal zoals metaforen, humor en sarcasme.
  • Leervoorwaarden:
    concentratiestoornissen, verminderde taakgerichtheid en faalangst. Er doen zich problemen voor bij volgehouden aandacht, verdeelde aandacht, selectieve aandacht. Met name bij selectieve aandachtsproblemen reageren leerlingen op alle prikkels, waardoor ze snel afgeleid zijn, snel moe zijn, druk gedrag vertonen, moeite hebben met hoofd- en bijzaken onderscheiden.
  • Sociaal-emotionele ontwikkeling:
    door NAH kan de leerling beperkt ziekteinzicht hebben, frustratie ervaren, een laag zelfbeeld hebben, een verstoorde impulscontrole hebben waardoor de leerling impulsief is, onaangepast gedrag vertonen en/of last hebben van depressiviteit.
  • Verliesverwerking/handicapbeleving speelt een rol in het leven van een leerling met NAH.
    De fases die leerlingen doorlopen zijn niet opeenvolgend, noch éénmalig, d.w.z. dat de gedragingen die erbij horen, ook door elkaar kunnen voorkomen. Men spreekt tegenwoordig niet meer van fases, maar liever van rouwtaken. We onderscheiden er vijf:
    1. Ontkenning en isoleren,
    2. Woede,
    3. Marchanderen,
    4. Verdriet en depressie,
    5. Aanvaarding/weet ermee om te gaan. Uw AB’er heeft informatie over de begeleiding van de leerling tijdens deze fases.
  • Lichamelijke/motorische ontwikkeling:
    de leerling heeft mogelijk coördinatieproblemen, wat zich uit in slordig of onvolledig werk, mobiliteitsproblemen, trager bewegingstempo, duizeligheid, hoofdpijn en vermoeidheid.
  • Zelfredzaamheid:
    weinig reflectie bij de consequenties van eigen handelen, verminderde taakgerichtheid en problemen met ADL.
  • Communicatie:
    communicatiestoornissen ten gevolge van verminderd gehoor, extra gevoelig zijn voor geluiden, oorsuizen. Door receptieve taalproblemen ontstaat moeite met het begrijpen van gesproken en geschreven taal, moeite met het opmerken en begrijpen van non­verbale communicatie en kan figuurlijk taalgebruik letterlijk worden opgevat. Door expressieve taalproblemen kan er moeite zijn met gedachten en gevoelens onder woorden te brengen, intonatie komt niet altijd overeen zoals de leerling bedoelt, waardoor hij/zij verkeerd begrepen kan worden. Ook kunnen er woordvindingsproblemen zijn of worden woorden verwisseld.
  • Sensorische/proprioceptorische waarneming:                                                                                                                                                                              problemen zoals aandacht voor lichaam, positiezin en ruimte aan de aangedane zijde. Dit is veranderd of verminderd en de leerling is zich hier niet van bewust (dit heet Neglect).
  • Visuele waarneming:
    visuele problemen worden waargenomen zoals aandacht voor lichaam en ruimte aan de aangedane zijde is veranderd of verminderd en de leerling is zich hier niet van bewust (dit heet Neglect). Een ander regelmatig voorkomend visueel probleem is Hemianopsie waarbij de leerling een ‘wazig’ gebied in het gezichtsveld heeft waar hij zich van bewust is.

 

Er is een wezenlijk verschil tussen de ontwikkeling voor en na het Niet Aangeboren Hersenletsel. Kinderen/jongeren met NAH worden meestal begeleid door een multidisciplinair team van een revalidatiecentrum of een Universitair Medisch Centrum. Het team kan ondersteuning bieden om de voorwaarden voor het schoolgaan te realiseren. De leerling gaat naar een mytylschool of naar het regulier onderwijs. Sommige leerlingen zullen tijdens hun schoolloopbaan specifieke operaties en behandelingen nodig hebben. Dit kan leiden tot schoolverzuim en extra onderwijsachterstand. Bij NAH kan sprake zijn van langzaam, voortschrijdend herstel. De omvang van het herstel is echter ook verschillend van persoon tot persoon. Meestal is dit herstel slechts gedeeltelijk. Het grootste herstel vindt over het algemeen plaats in het eerste jaar na het letsel.

 

 

Tips voor de begeleiding

 

Dit is een lijst waarin de mogelijke aandachtspunten bij leerlingen met NAH concreet worden uitgewerkt. Niet alle aandachtspunten hoeven dus van toepassing te zijn. Ten aanzien van alle genoemde ‘acties’ gaan we er uiteraard van uit dat deze vóórdat ze worden toegepast met de leerling zijn besproken, dat de leerling het belang ervan inziet en het met de handelswijze eens is.

 

  • Verdiep u in de uitleg over hersenletsel en de specifieke gevolgen voor deze leerling en bespreek vanuit respect en waardering (relatie) met ouders en leerling op welke wijze en in welke mate de leerling geholpen wil worden (autonomie).
  • Zoek naar een evenwicht tussen hulp en zelfstandigheid; ga zoveel mogelijk uit van mogelijkheden (wat kan wel/ competentie) en gebruik de sterke kanten van de leerling om de zwakke kanten te compenseren.
  • Overschat de leerling niet op sociaal­emotioneel gebied. Soms is er niets te zien aan een leerling, maar zijn een specifieke aanpak en specifieke aandacht wel nodig.
  • Houd rekening met gedragsproblemen als gevolg van het letsel. Bij leerlingen met NAH kunnen emoties vervlakken, zij kunnen ongeremd gedrag vertonen of impulsief reageren.
  • Leerlingen met NAH schatten vaak hun eigen capaciteiten verkeerd in omdat ze niet altijd een goed inzicht in hun aandoening hebben. Houd hier rekening mee.
  • Accepteer geen onaangepast gedrag maar reageer geduldig. Een beroep doen op zelfkritiek om gedrag te veranderen werkt meestal niet. Analyseer samen met de leerling de situatie en stel samen gedragsregels op.
  • Als zich moeilijke situaties voordoen helpt het om deze situaties stap voor stap terug te halen. Door vragen te stellen en die samen te beantwoorden gaat u met de leerling na wat er precies gebeurde. Daarna volgt het beantwoorden van de vraag: wat moeten we nu doen om het voortaan goed te laten gaan?
  • Ondersteun de leerling met NAH bij het (h)erkennen van beperkingen en bij het vinden van compensatiemethoden.
  • Wees alert op verandering van emoties en biedt ruimte voor uiting ervan.
  • Overleg bij teruggetrokken gedrag, lusteloosheid, uitingen van wanhoop met ouders en arts. Schakel bij zorgen ten aanzien van dit punt een deskundige in om met de leerling in gesprek te gaan (Handicapbeleving).
  • Schrijf een op de leerling toegesneden ‘Paspoort’ voor de groepsmap om iedereen die met de leerling werkt op de hoogte te houden van de specifieke problemen/stemmingen die kunnen samenhangen met NAH.
  • Laat bij traagheid (motoriek/communicatie) de leerling zoveel mogelijk zelf de activiteiten en zinnen afmaken, vul het zo weinig mogelijk voor hem/haar in. Probeer wel vooraf de taak te reduceren om overbelasting te voorkomen.
  • Ook de informatieverwerking van de leerling kan trager verlopen; neem de activiteit niet over maar geef extra tijd. Houd er rekening mee dat het geen gebrek aan motivatie of luiheid is maar een gevolg van de aandoening.
  • Het motorisch geheugen kan aangetast zijn, waardoor de leerling moeite heeft met het maken van een ruimtelijke inschatting. Valkuil kan zijn: een verkeerde inschatting van de fysieke capaciteiten (fysieke gevolgen hoeven niet altijd zichtbaar te zijn; zoals minder kracht/gevoel/coördinatie).
  • NAH­-leerlingen hebben vaak moeite de theorie uit boeken om te zetten in praktische handelingen. Geef veel voorbeelden, vertaal de theorie naar de praktijk.
  • Pas preteaching en herhaling toe en check informatie door de leerling de opdracht hardop te laten herhalen.
  • Fungeer zelf als rolmodel door hardop te spreken bij het bedenken van oplossingen voor een leerling die over beperkte probleemoplossingsvaardigheden beschikt.
  • Leerlingen met NAH hebben vaak moeite een hoeveelheid lesstof in één keer te overzien. Vaak kunnen zij slecht tegen drukte en hebben ze moeite met zich concentreren. Zij zijn sneller overbelast dan de ‘gemiddelde’ leerling, dus spreek rustmomenten af en zorg ervoor ze ook toe te passen.
  • De leerling kan soms zijn/haar cognitieve beperkingen compenseren, maar als er stagnatie te zien is in de schoolresultaten, schrijf dit dan niet toe aan onwil. Het hersenletsel kan hiervan immers de oorzaak zijn.
  • Zorg voor goede afwisseling tussen inspannende en ontspannende activiteiten.
  • Overschat de leerling niet op cognitief gebied.
  • Als de leerling coördinatieproblemen in de handen heeft, pas dan de verwachtingen ten aanzien van schriftelijk werk aan en beperk de hoeveelheid schriftelijk werk. Denk aan extra tijd bij toetsen en invuloefeningen en laat de leerling mondeling in plaats van schriftelijk antwoorden. Digitaal werken is ook een mogelijkheid.
  • Bied een rustige, stabiele en prikkelarme omgeving aan met een vaste structuur. Koptelefoon en study­buddy kunnen hierbij helpen.

Publicaties

Websites

Ibrahim

“Mijn mobieltje is mijn geheugen. Zo kom ik op tijd, denk ik aan mijn boeken, zit ik in het juiste lokaal, word ik rustig van mijn muziek. Ik kan niet zonder. Een school waar ik geen mobieltje mag gebruiken is dus niet geschikt voor mij.” 
 

Noelle

“De dingen die ik al wist weet ik nog steeds. De dingen die ik na mijn ongeluk wil weten kan ik eigenlijk niet onthouden. Ik leef qua schoolwerk dus in het verleden.” 
 

Joris

“Na elf maanden therapieën, aangepast onderwijs, fietstraining, gesprekken met de psycholoog en revalidatiearts, was het genoeg. Na de grote sprongen vooruit in de beginperiode werd er weinig tot geen vooruitgang meer geboekt. Toen drong het tot mij door dat echt grote vooruitgangen niet meer te verwachten zijn. Hier zou ik het mee moeten doen.”